This document constitutes the first report by the NPB. Having defined and explained the concepts of “competitiveness” and “productivity growth” in section 1, section 2 reviews Belgium’s performance in this area. Finally, section 3 gives an overview of the factors that have an impact on productivity growth.
Le déclin de la croissance de la productivité au cours des dernières décennies hypothèque les perspectives de croissance des niveaux de vie et de création d’emplois. Pour comprendre les raisons de ce déclin et identifier les pistes de solution, le Conseil européen a recommandé aux Etats membres de la zone euro de se doter d’un Conseil National de la Productivité, institution indépendante chargée du suivi de la productivité et de la compétitivité. Le Conseil National de la Productivité belge, réunissant des experts fédéraux et régionaux, opérationnel depuis mai 2019, publie son premier rapport annuel. L’objectif de ce rapport est de dresser un premier bilan des développements de la productivité en Belgique.
La productivité est définie comme la valeur ajoutée créée par une heure de travail. Sa croissance va souvent de pair avec l’augmentation de l’emploi : entre 1991 et 2018, tant la productivité du travail que le taux d’emploi ont augmenté. La productivité est un élément essentiel de la compétitivité de l’économie, en particulier pour un petit pays ouvert comme la Belgique. Une économie compétitive se définit comme une économie capable de produire une croissance durable et inclusive du niveau de vie. La capacité à innover de l’économie est une condition à long terme de cette compétitivité.
L’analyse des évolutions structurelles de l’économie débouche sur les principaux constats suivants :
- Une forte diminution de la croissance de la productivité du travail passant d’une moyenne annuelle de 4,3 % dans les années 1970 à 0,8 % pour la période 2000-2018, renforcée par la crise économique et financière de 2008.
- Une croissance de la productivité qui repose essentiellement sur l’intensification capitalistique (augmentation du capital par heure travaillée). La contribution de l’amélioration de l’efficacité avec laquelle travail et capital sont combinés pour produire, mesurée par la productivité totale des facteurs, a toujours été plus faible que dans les pays voisins et est quasi nulle depuis la crise.
- Une hétérogénéité des évolutions de la productivité au niveau des entreprises. Certaines entreprises belges (souvent actives au niveau international) figurent toujours parmi les plus performantes au niveau international et connaissent également une croissance relativement élevée de leur productivité. A l’inverse, la position des entreprises les moins productives s’est encore affaiblie pendant la période analysée : ces entreprises ont connu une croissance plus faible que les autres et surtout que les entreprises les plus productives.
- Un dynamisme entrepreneurial limité avec des taux de création et de cessation d’entreprises relativement faibles.
Si ces tendances perdurent, les conséquences seront importantes. La croissance du produit intérieur brut (PIB) détermine, en effet, la croissance des revenus pouvant être répartis entre les travailleurs et les investisseurs et facilite les arbitrages politiques en matière de finances publiques.
Les rapports ultérieurs étudieront les évolutions sectorielles et régionales et les conditions favorables au développement d’une économie innovante en Belgique. Parmi celles-ci, le présent rapport envisage un environnement macroéconomique favorable et un écosystème caractérisé par une culture entrepreneuriale et d’innovation, un bon fonctionnement des marchés et assurant un niveau de concurrence optimal, de bonnes prestations en termes de mobilité, d’énergie et de télécommunication, et enfin, une intégration réussie dans l’économie mondiale.
De achteruitgang van de productiviteitsgroei in de loop van de laatste decennia plaatst een hypotheek op de groeivooruitzichten voor de levensstandaard en de werkgelegenheid. Om de oorzaken van deze achteruitgang te begrijpen en oplossingen te vinden, heeft de Europese Raad aan de lidstaten van de eurozone aanbevolen om een Nationale Raad voor de Productiviteit op te richten, een onafhankelijke instelling die als opdracht heeft de productiviteit en het concurrentievermogen op te volgen. De Belgische Nationale Raad voor de Productiviteit, die bestaat uit federale en gewestelijke experts en operationeel is sinds mei 2019, publiceert nu zijn eerste jaarverslag. De bedoeling van dit verslag is een eerste balans op te maken van het productiviteitsverloop in België.
Productiviteit wordt gedefinieerd als de toegevoegde waarde die gecreëerd wordt door een uur arbeid. Productiviteitsgroei hangt vaak samen met jobgroei : tussen 1991 en 2018 nam zowel de arbeidsproductiviteit als de werkgelegenheidsgraad toe. Het is een wezenlijk onderdeel van het concurrentievermogen van de economie, vooral voor een klein open land als België. Een competitieve economie wordt gedefinieerd als een economie die in staat is om een inclusieve en duurzame groei van de levensstandaard voort te brengen. Het vermogen tot innoveren van een economie is een voorwaarde op lange termijn voor het concurrentievermogen.
Een analyse van de structurele ontwikkelingen van de economie leidt tot de volgende voornaamste vaststellingen :
- Een sterke daling van de groei van de arbeidsproductiviteit van een jaarlijks gemiddelde van 4,3% in de jaren 1970 tot 0,8% voor de periode 2000-2018, versterkt door de economische en financiële crisis van 2008.
- Een productiviteitsgroei die voornamelijk berust op kapitaalverdieping (verhoging van het kapitaal per gewerkt uur). De bijdrage van de verbeterde efficiëntie waarmee arbeid en kapitaal worden gecombineerd om te produceren, gemeten aan de hand van de totale factorproductiviteit, was steeds zwakker dan in de buurlanden en bijna onbestaande sinds de crisis.
- Heterogene ontwikkelingen van de productiviteit onder de verschillende bedrijven. Sommige Belgische bedrijven – die vaak ook internationaal actief zijn - behoren internationaal gezien nog steeds tot de meest efficiënte ondernemingen en kenden bovendien ook een relatief sterke productiviteitsgroei. Daartegenover staat dat de positie van de laagst productieve bedrijven over de beschouwde periode nog zwakker werd: deze bedrijven kenden een lagere groei dan de andere en vooral dan de meest productieve bedrijven.
- Een beperkte ondernemersdynamiek met relatief lage percentages nieuw opgerichte en stopgezette bedrijven.
Indien deze trends zich doorzetten heeft dit aanzienlijke gevolgen. De groei van het bruto binnenlands product (bbp) bepaalt immers de groei van het inkomen dat kan verdeeld worden over de werknemers en de investeerders, en vergemakkelijkt politieke afwegingen op het vlak van publieke financiën.
De latere verslagen zullen de ontwikkelingen per sector en per gewest en de gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van een innovatieve economie in België bestuderen. In dit verslag worden onder meer een gunstige macro-economische omgeving en een ecosysteem dat gekenmerkt is door een ondernemings- en innovatiecultuur, goed functionerende markten die zorgen voor een optimaal niveau van concurrentie, goede prestaties op het vlak van mobiliteit, energie en telecommunicatie, en, tot slot, een succesvolle inschakeling in de wereldeconomie in aanmerking genomen.