Dit verslag werd afgesloten op 21 oktober 2020. Er werd dus geen rekening gehouden met de start van de tweede golf van het COVID-19-virus noch met het nieuwe gezondheids- en economisch beleid dat hieruit volgde.

De COVID-19-crisis is in de eerste plaats een gezondheidscrisis, maar de pandemie en de maatregelen die werden uitgewerkt om de verspreiding van het virus tegen te gaan hebben ook een ongeziene impact op de economie. Dit brengt belangrijke uitdagingen voor het economisch beleid met zich mee op korte termijn. Echter, het is ook belangrijk om erover te waken dat op langere termijn de vóór de crisis al zwakke productiviteitsgroei niet nog verder wordt aangetast. Productiviteitsgroei is immers de belangrijkste motor van economische groei, die op zijn beurt bepalend is voor de evolutie van de levensstandaard en voor de beleidsruimte. De financiële houdbaarheid van de overheidsfinanciën en van de sociale zekerheid worden immers in belangrijke mate beïnvloed door de hoogte van de economische groei.

Zoals blijkt uit de analyse uit punt 2.1 is de productiviteitsgroei in België al geruime tijd aan het vertragen, maar werd deze tendens door de financieel-economische crisis van 2008-2009 nog versterkt. De vertraging van de productiviteitsgroei deed zich voor in alle grote activiteitengroepen, maar is het meest uitgesproken in de verwerkende nijverheid waar vooral de meest performante bedrijfstakken een sterke vertraging kenden. Dit is in tegenstelling tot de vertraging van de productiviteitsgroei in de marktdiensten, die voornamelijk wordt verklaard door een verdere daling van de productiviteitsgroei van de minst productieve bedrijfstakken.

De impact van de COVID-19-crisis op de productiviteitsgroei is nog heel moeilijk te kwantificeren. Daarom wordt in punt 2.2 een overzicht gegeven van de verschillende kanalen waarlangs de crisis een impact kan hebben op productiviteitsgroei. Er wordt hierbij vertrokken van het model van de groeiboekhouding, waarbij achtereenvolgens wordt gekeken naar de mogelijke effecten van de crisis op de samenstelling van arbeid (bv. mogelijke hysteresis effecten ingeval van langdurige werkloosheid, mogelijke effecten op onderwijsresultaten en op vorming), op de kapitaalverdieping (mogelijke effecten op publieke en private investeringen, over de aard van investeringen en de op buitenlandse directe investeringen) en op de totale factorproductiviteit (mogelijke effecten op digitalisering, onderzoek en innovatie, ondernemingsdynamiek, concurrentie, de organisatie van waardeketens en globalisering).

Deze oplijsting van transmissiekanalen geeft een overzicht van de mogelijke risico’s die moeten beheerst worden, maar ook van de opportuniteiten om de persistent zwakke productiviteitsgroei aan te pakken. Rekening houdend met deze analyse identificeerden de leden van de Nationale Raad voor de Productiviteit (NRP) in punt 3 een aantal strategische assen voor interventie door de overheid. Als startpunt voor deze oefening werd vertrokken van de aanbevelingen die de Europese Raad elk jaar aan België formuleert in het kader van het Europees semester. Een belangrijke motivatie hiervoor is de verplichting van de Europese Commissie om aan deze aanbevelingen te voldoen voor het krijgen van Europese steun in het kader van de Europese Recovery and Resilience Facility (RRF). Voor het eerst mag de Europese Commissie zich tot de financiële markten wenden om de fondsen op te halen die nodig zijn voor het ondersteunen van het economisch herstel van de lidstaten. Om op deze hulp een beroep te kunnen doen, moeten de lidstaten een nationaal plan voor herstel en veerkracht (PHV) indienen dat inspeelt op de doelstellingen van de nieuwe Europese strategie, Next Generation EU. In het RRF wordt ook een rol voorzien voor de nationale productiviteitsraden, en dit rapport wil hieraan beantwoorden.

Zoals duidelijk bleek uit het vorige rapport van de NRP zijn er heel wat factoren die een impact hebben op de productiviteitsgroei die allemaal de nodige aandacht verdienen. Echter, in de huidige context vragen de leden van de NRP prioritaire aandacht, zowel federaal als regionaal, voor de volgende vier assen:

  • Nog meer inzetten op STEM en levenslang leren

    De COVID-19-crisis heeft een grote impact op de arbeidsmarkt. De werkloosheid is al toegenomen en er wordt verwacht dat deze in de nabije toekomst nog verder zal stijgen. Bovendien dreigt de mismatch in vaardigheden op de arbeidsmarkt nog groter te worden omdat het de kortgeschoolden zijn die het hardst getroffen worden terwijl de digitale transitie – met sterk veranderende noden op het vlak van kwalificaties – door de crisis wellicht nog kan worden versneld. Zeker wanneer ook rekening wordt gehouden met de vergrijzing, en dus met het dalende aandeel van de bevolking op actieve leeftijd, is het cruciaal dat maatregelen genomen worden om ervoor te zorgen dat zo weinig mogelijk talenten verloren gaan. Dit vereist in eerste instantie dat de huidige generatie jongeren voldoende voorbereid wordt op de arbeidsmarkt van morgen. Maar ook een versterking van het levenslang leren is cruciaal om de transitie van verouderende jobs, van werkloosheid of van inactiviteit naar opkomende beroepen te vereenvoudigen.
     
  • Belang van groene en digitale investeringen, zowel publiek als privaat

    Al voor de COVID-19-crisis zorgden een aantal structurele evoluties (in het bijzonder, de dynamiek van de vergrijzing en de gezondheidszorg) voor een bedreiging van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op langere termijn. Deze problemen zijn door de huidige crisis niet verdwenen. Daarenboven kampt België met een hoge overheidsschuld, die door de crisis nog sterk toeneemt. Zonder een voor de financiële markten geloofwaardig traject voor de overheidsschuld loopt de Belgische staat het risico haar intrestvoeten te zien stijgen. Er is daarom nood aan een strategie om de publieke financiën structureel in evenwicht te brengen, van zodra de economische situatie dit toelaat. Echter, in tegenstelling tot wat zich voordeed de voorbije jaren, mag deze strategie niet ten koste gaan van de overheidsinvesteringen, die in België al veel lager zijn dan deze van onze belangrijkste Europese partners.

    Bij het kiezen van de investeringen is het wel belangrijk om te focussen op die domeinen die belangrijk zijn voor het ondersteunen van de productiviteitsgroei. Bovendien moeten de investeringen zich ook inschrijven in de digitale en groene transitie. Dit laatste is niet alleen belangrijk omwille van de directe impact van het milieu op het welzijn van de bevolking en de kansen die een dergelijke transitie biedt voor economische groei, maar de groene transitie is ook noodzakelijk om het risicobeheer te verbeteren. Milieurampen zoals klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit kunnen immers grote sociale en economische gevolgen hebben. Zonder exhaustief te zijn, is er nood aan bijkomende publieke en private investeringen op het vlak van energie-efficiëntie, duurzaam transport, bescherming tegen klimaatrisico’s en digitale infrastructuur.

    Ook investeringen in onderzoek en innovatie zullen belangrijk zijn om de groene en de digitale transitie mogelijk te maken. Het is daarom belangrijk om de investeringen in O&O op peil te houden, al dient tegelijk ook de efficiëntie van de publieke uitgaven voor O&O te worden verhoogd. Meer algemeen moet op basis van spending review en beleidsevaluatie bekeken worden hoe de efficiëntie van de bestaande uitgaven op alle overheidsniveaus kan worden bevorderd.
     
  • Verder inzetten op digitalisering

    De COVID-19-crisis heeft een extra stimulans gegeven aan het digitaliseringsproces. Het gebruik van digitale technologieën is een sterke drijfveer voor productiviteitsgroei. Bovendien kan een verdere digitalisering ook bijdragen aan oplossingen voor een aantal complexe uitdagingen waarmee de maatschappij geconfronteerd wordt (denk aan uitdagingen op het vlak van gezonheidszorg, het behalen van de doelstelling van koolstofneutraliteit tegen 2050, de transitie naar hernieuwbare energieproductie…). Het is daarom belangrijk om gebruik te maken van dit momentum om de digitale transitie verder te ondersteunen en te versnellen door alle economische actoren aan te moedigen te investeren in het gebruik van deze technologieën. Hiervoor dient ingezet te worden op skills, organisatorische innovatie en managementvaardigheden, een snelle, veilige en betrouwbare breedbandinfrastructuur, een digitale cultuur (ook bij kmo’s en overheid) en regulering die voldoende aansluit bij de digitale economie. Bij dit alles is ook voldoende aandacht nodig voor de potentieel negatieve effecten van digitale technologieën (denk aan de uitdagingen op het vlak van veiligheid en privacy) en moet gestreefd worden naar een just transition.
     
  • Belang van de ondernemingsdynamiek

    Voldoende ondernemingsdynamiek is een belangrijke determinant van de productiviteitsgroei. Vóór de crisis was al in heel wat ontwikkelde landen een daling van de ondernemingsdynamiek merkbaar en de huidige crisis kan dit fenomeen nog versterken. Het is daarom belangrijk om te zorgen voor gunstige voorwaarden en prikkels voor innovatieve start-ups en voor de opschaling van deze start-ups. Een belangrijk element hiervoor is een verdere vermindering van de administratieve lasten en meer algemeen, een verbetering van de kwaliteit van de regelgeving die onder meer ook een goede marktwerking moet garanderen. Naast het stimuleren van de opstart en doorgroei van ondernemingen is het ook belangrijk dat de barrières voor de uittreding van niet levensvatbare zoveel mogelijk worden weggewerkt. Dit impliceert onder meer dat moet vermeden worden dat de overheid in periodes van toenemende werkloosheid ook structureel niet levensvatbare bedrijven blijft ondersteunen. Een dergelijk beleid staat immers gelijk aan een impliciete belasting op gezonde bedrijven.